Terwijl de laatste hand werd gelegd aan het album 'Sweet Seclusion' van nieuwe bondgenoten SJ Hoffman x Clairval kreeg ik de kans om last-minute de beelden te maken als promomateriaal. We moesten snel zijn, en het moest gebeuren op een centrale plaats van waar zij en ik elkaar bevonden. Het werd het station van Leuven. Het was koud, we droegen mondmaskers, maar de ontvangst was amicaal en warm. Let's shoot. 'Sweet Seclusion' van SJ Hoffman x Clairval verschijnt op vrijdag 15.01.21.
Op 13 november 2020 bracht Clairval zijn tweede digitale album uit: Ondulé. Ik begeleidde de instrumentale electronische nummers van beelden, samen met tekst.
Ik zat verveeld op de trein richting Saint-Ghislain toen er een ebbenhouten deerne naast me kwam zitten. Met haar verlengde gelnagels haalde de twentysomething haar smartphone uit de tas, en begon wat toetsen te bespelen. Haar parfum was doordringend. Even later stopte ze en schoof enkel nog met haar lange zwarte vinger van onder naar boven. Ongegeneerd las Carl een fractie mee in het Oude Testament. Onverwachte beeldmanipulatie.
Toen ik na een tijdje ging kijken nadat ik 'hallo' hoorde roepen, vond ik de kleine man in deze positie. Vastgeklemd, en wellicht al in een lichte kramp. Hij bevond zich niet in de mogelijkheid om nog enige actie te ondernemen. Ik voelde me al snel schuldig omdat ik eerst deze foto nam voor ik hem uiteindelijk bevrijdde uit de benarde situatie. Maar alles komt altijd goed.
De man komt aangesloft, aktetas in de linkerhand, hemd in de broek, licht geïrriteerde gezichtsuitdrukking, en bij nader inzien ook wat licht ruikend naar zilt zweet. De vrouw die al op de bank zat rookt een sigaret, starend naar niets. Ze zet de sigaret tussen haar stijve lippen, zuigt zo hard dat haar wangen indeuken, rukt hem er weer uit en laat wat rook ontsnappen om het vliegensvlug weer te inhaleren. Haar tong klapt. Door het kleine gaatje tussen haar boven- en onderlip blaast ze secondenlang de geïnhaleerde rook uit. De zuchtwind laat de resterende wolk langs mij passeren.
De loodzware warmte hing als een zwaard van Damocles over mij. Een bos zou de lichaamstemperatuur wat dempen. De volle maan die op dat moment vrij spel had en zich aan de andere zijde van de aarde genesteld had maakte er een mysterieuze beleving van.
Ik slaapwandelde.
De wereld lijkt even helemaal anders geworden. Soms, heel soms, kan je een angst overvallen die helemaal onderhuids zit en die je adem doet benemen. Alsof je in gelijke rijen, op de symbolische anderhalve meter, op een zwarte autoweg in groep rijdt naar een onbekende bestemming. En niemand weet waar je zal uitkomen.
Kalmte. Stilte. Het zijn gradaties die almaar moeten teruggedrongen worden in deze razende eenentwintig eeuwse wereld. We leven en werken in een soundtrack van constant lawaai dat meestal wordt gegenereerd door onszelf. Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Ik weet niet of ik het altijd al ben geweest of dat het pas later is beginnen ontwikkelen, maar reken mij maar bij de hooggevoelige zielen. Ik vang teveel prikkels in één keer op die ik moeilijk kan selecteren. Indrukken verwerken doe ik in slow motion, maar intuïtief sta ik scherp. Het is een karaktertrek als een ander.
Geef mij maar een ijl landschap, zoals Ijsland, dat ik in 2009 bezocht. Vanaf dat moment begon de zoektocht naar de stilte.
Het leven blijft doorrazen, daar kan geen enkele lockdown iets aan veranderen. Maar je kiest natuurlijk zelf hoe je dat doet. Ik vind het nodig om soms even op die pauzeknop te duwen.
Zeker als het licht gedeeltelijk wordt tegengehouden door een hart.
Het waren tijden. Tijden waar 22 maart nog nazinderde en suisde in alle ledematen van je lijf en waar I only wanted to see you laughing in the purple rain als een hardnekkig mantra door het hoofd bleef trillen. Tijden ook waar je als mens niet meer gelooft in politieke rompslomp of waar de zomer weer overslaat in donkere dagen die je vingers laten verkrampen. Maar gelukkig zit schoonheid in de kleine dingen.
Ondulé.
Late herfst, twee jaar geleden. Terwijl er binnen gegeten en gedronken wordt tijdens een amicale ontmoeting tussen vrienden, stap ik naar buiten. Het hoofd wat leegmaken, de logica en feiten ordenen. En dan zie ik een vreemd licht in de donkere nacht dat als een zweem over de spar trekt. Dat zijn niet alleen momenten die in het hoofd moeten blijven.
Een Belgisch drama speelde zich vandaag af, in Asse. Daar werd ik verwacht voor een epidurale infiltratie met corticosteroïden. In mensentaal: een dikke spuit in de rug met wat trek- en weerwerk om de juiste plaats van verderf te vinden, de hernia. Voordien zat ik in een lelijke stoel met een infuus in de arm. Daarvoor had ik een bloeddrukdaling, die net iets te snel ging om te herpakken. En daarvoor had de verpleegster tweemaal misprikt zodat ik het naar mijn gevoel wel gezien had. Daarvoor zat ik met een lege maag en een klein hart in de bus. Van Brussel naar Asse.
Music for a film by Clairval. 'Ondulé' is a collection of instrumental and piano driven music.
ondulé (adj.): corrugated, wavy // Hope you enjoy listening //
Digitaal album te koop via https://clairval.bandcamp.com/releases
Carl had er al enkele moeilijke dagen opzitten door het grote kunstevenement dat in de andere hoek van het land plaatsvond. Het einde was in zicht en de afbraak met transport was gepland.
Woensdag, 8u30. Carl had een afspraak met Dolf, die de vrachtwagen met kunstwerken zou vervoeren naar enkele steden. De avond ervoor had Dolf de kunstwerken al ingeladen vanop het evenement en de vrachtwagen bij hem thuis geparkeerd zodat hij de volgende ochtend de ronde kon starten, daar waar Carl nu was. Het was ondertussen 8u50 en dus besloot hij maar een dubbele espresso te drinken om het wachten te verzachten. De tijd verstreek maar van Dolf was geen sprake. Kostbare tijd ging verloren, en hij besloot Dolf op te bellen, want te laat zijn was niet van zijn gewoonte. Na enkele seconden beltoon hoorde hij een gebroken, naar adem snakkende Dolf. Met korte ademstoten kon hij afleiden dat Dolf niet ok was. Verre van zelfs. Of hij al een dokter had gebeld. Of hij ging kunnen rijden. Niet dus. Vanaf dat moment werd het organisatorisch paniekcentrum in de hersenen bij Carl geactiveerd. De vrachtwagen was immers maar gehuurd voor één dag. Ondanks de kleine nervositeit zette hij -wellicht door het verhoogde cafeïnegehalte in zijn bloed- zich aan het denken. Hij moest eerst de firma, waarvan de wagen kwam, verwittigen. Of hij desnoods een reservesleutel kon komen oppikken. Negatief. Maar de reserveringsperiode kon eventueel met een dag verlengd worden. Positief. Maar wacht, waar woonde Dolf eigenlijk? Want zonder adres kan de wagen niet traceerbaar zijn. Carl deed een tweede belronde. Na enkele minuten werd het thuisadres van Dolf gevonden. Nu restte er nog de vraag wie als reservechauffeur kon functioneren. Ook die werd gevonden, bij Vic. Maar hij kon geen tijd meer vrijmaken die dag. Morgen wellicht. Carl dacht aan de vrachtwagenfirma die zonet een dag verlengd had. Hij moest hen terugbellen om nog verder te verlengen. Carl haat deze dingen. Op kousenvoeten kreeg hij uiteindelijk dezelfde vriendelijke dame aan de lijn die door zijn panische tril in de stem zijn onwaarschijnlijk verhaal aanhoorde en duidelijk wat medelijden met hem begon te krijgen. Maar ze kreeg het voor mekaar. De volgende dag. 8u30. Carl benaderde een gigantische flashback. Want ook nu stond er nog geen vrachtwagen klaar. Hij belde Vic op die blijkbaar slechts enkele meters verder zat, dat had hij zelf pas na enkele seconden door. Vic was duidelijk iets aan het zoeken. Of ik zijn portefeuille had gezien. Want zonder portefeuille en identiteitskaart was het misschien niet zo veilig rijden. Carl liet hem nog even zoeken terwijl hij weer hunkerde naar die troost en warmte. Een dubbele espresso namelijk. Ze besloten te vertrekken, maar eerst zouden ze langs Vic thuis gaan om te kijken of zijn portefeuille wel degelijk daar lag. Carl zag de tijd verstrijken en werd moedeloos. Dit moet een test zijn. Een test! Maar hij zette door. De vergeten portefeuille werd gevonden en lag nog op het aanrecht. Hij moest dit na een toiletbezoek daar vergeten zijn. Dat is een soort van informatie die Carl niet hoefde te horen. Eten. Er zat nog een Grany in zijn rugzak. Wegeten zou hij. De weg hervatte nu voor echt. Op naar het huis van Dolf, waar de vrachtwagen volgeladen met kunstwerken geparkeerd stond. De gps gaf na drie kwartier te kennen dat de bestemming bijna was bereikt. Maar het huisnummer was niet zichtbaar, dus begonnen ze wat te vertragen. Vervolgens klonk heel kort maar krachtig tweemaal een waarschuwingssirene. Carl zag een politiecombi achter hen. Ze stopten en twee stevige politieambtenaren stapten uit. ‘Zoeken jullie iets heren?’ ‘Euh, ja, wij zoeken een adres.’ stamelde Carl, onder de indruk van de potigheid van de twee mannen. ‘Mag ik jullie identiteitskaart?’ Gelukkig kwam het toen niet in Carl op om mee te delen dat ze op zoek waren naar een adres waar er een vrachtwagen stond die volgeladen was met kunst. Focus houden was het plan. Na enkele minuten kregen ze hun identiteitskaart terug en wensten ze hen nog een prettige voortzetting van de dag. Het huis van Dolf lag op het einde van een smalle zandweg tussen twee huisnummers in. Dolf wist zijn adres wel te kiezen. En daar kwam de vrachtwagen stilaan in zicht. ‘Level één is bereikt.’ hoorde Carl zichzelf prevelen. Dolf, op zich al een stoere zestiger, bleek bij zijn moeder te wonen. Carl en Vic zagen hem in de zetel liggen, zichtbaar ellendig en schijnbaar nog amper enkele minuten voor hij zijn laatste adem zou uitpuffen. Carl moet in een slechte film zijn beland. Daar stond een oude vrouw voor hem, Dolf in de zetel die onverstaanbaar mompelde en Vic die bleef vragen waar de sleutel van de vrachtwagen was. Met gebaren werd de sleutel gevonden en konden ze hun eigenlijke traject laten aanvangen. De dag die volgde duurde oneindig, en na de verschillende stopplaatsen werd Carl ’s avonds afgezet aan een station op een afgelegen plaats waar hij z’n weg naar huis kon verderzetten. Spoor 3. Achter hem raasde een hogesnelheidstrein voorbij. Zijn Grany was al op. Een geknielde vrouw houdt met haar rechterhand een sigaret vast, met haar linker een smartphone die gericht staat op haar vagina. Een kat kijkt toe, drie peuken in de asbak. Een blanke man en zwarte vrouw liggen in bed, elk met hun smartphone in de weer, een tafereel dat nét na de daad contradictorisch enige lusteloosheid doet vermoeden.Het spectrum van Joëlle Dubois (28) slaat ongenadig in je ziel.
“In onze samenleving domineren het vluchtige en het oppervlakkige. Dat maakt het tegenwoordig moeilijker om intimiteit te vinden. Langs de andere kant denk ik niet dat de diepere waarden zoals intimiteit ooit zal verdwijnen, het is gaandeweg aan het transformeren.” > Lees meer. 20 januari 2018. Het jaar is slechts in foetusfase en eega besliste om een girl’s night te houden. Vijf vrouwen in huis heeft als rechtstreeks gevolg dat Carl moest wegvluchten. Een date was niet gelukt dus moest hij als hoogsensitieve waterman zijn plan trekken. Op een zaterdagavond nota bene. Na een uitzonderlijk namiddagje werken nam hij de trein van Brussel naar Leuven. Eerder op de dag had Carl al bedacht dat een film wel een goed idee kon zijn. ‘Alleen naar de film of wat?’ had zijn zestienjarige dochter al laten vallen, alsof alleen naar de film gaan het allerhoogste niveau van zieligheid impliceerde. Nu ja, zielig werd het wel een beetje want buiten de zieligheid stond ook het woord ‘eenzaam’ in haar woordenboek. Niks van aan, dacht Carl, want buiten een film kon hij ook nog eens naar de Fnac gaan. De ideeën groeiden gestaag, laat dat duidelijk zijn. Eenmaal in Leuven merkte hij de drukte. Het is zaterdagavond en dus moeten mensen een gezellige tijd hebben. Velen troepen dan samen om te drinken en wat te eten, en in café Sport bijvoorbeeld werd dat mooi in de praktijk omgezet. Te druk voor Carl, en zeker zonder gezelschap. Bovendien was het een zware week geweest en voelde hij zich wat miserabel. Licht verstopte sinussen, een zweem van hoofdpijn die nét niet uitbrak en een maag die leeg was maar niet echt een hongergevoel opriep. Gelukkig kon hij zich opleuken in de Fnac, een jeugdsentiment. Hoe lang was dat al niet geleden. Maar al gauw sloeg het enthousiasme om in onverschilligheid. Terwijl hij tien jaren geleden al na enkele minuten met twee graphic novels, een cd en een dvd onder de arm zou lopen kon hij zich nu niets voorstellen wat in godsnaam te consumeren. ‘Goed’, dacht Carl bij zichzelf, ‘ik word ouder en het materialisme heeft plaats gemaakt voor het rationele: geen onnodige kosten maken dus.’ Ietwat teleurgesteld door de weggegooide tijd zocht hij wat om te eten. Maar ook daar had Carl over nagedacht, want hoe lang was een bezoek aan wegwerprestaurant Quick niet geleden. Hij is toch maar alleen. En in de Quick kom je alleen of met pubervrienden. Ideaal dus voor een snelle maagvuller. Vijftien minuten later stond Carl alweer buiten met een volle maag en een schuldgevoel. Toch geld uitgegeven aan rotzooi. Ondertussen begon de zweem van hoofdpijn over te gaan in een hoger stadium. Er zaten pijnstillers in zijn tas. Over anderhalf uur begon de film. Hij dacht aan het moment dat hij tijdens de première van Nymphomaniac -een marathon van ruim drie uur waar de artistieke lullen en kutten (excusez-moi les mots) om de oren vlogen- ook gigantische pijn had en besloot dat hij dat geen tweede keer wilde meemaken. Dus slokte hij met het weinige water dat nog in zijn flesje zat een paracetamol binnen. De tijd gaat traag. Nog te vroeg voor de film. Ondertussen moet het ten huize Carl al erg gezellig zijn, bedacht hij, want hij haalde de flessen cava en wijn voor de geest die eega al klaarzette nog voor hij vertrok naar zijn werk. Dan maar iets drinken. Aan de filmzaal was er ook een gezellig etablissement dus dat moest lukken. Met enige aarzeling bestelde Carl een Rochefort, enigszins peinzend aan de paracetamol die bijna in werking moest treden, maar ach. Als ze thuis een feestje kunnen bouwen moet dat in volledig solitarisme ook lukken. De muziek stoorde hem mateloos, er speelde freejazz waarbij elke noot een steek in zijn oor gaf en zijn hersenen deden knetteren. Hij nam een Humo erbij maar de concentratie was weg. De freejazz was te aanwezig en te luid. En te slecht. Vroegtijdig verliet Carl de plaats en begaf zich stilaan naar de filmzaal. De deur was nog gesloten, maar enkele hardnekkige bezoekers hadden zich alvast in positie gezet om eerst naar binnen te kunnen. Andere enkelen staken nog een sigaret op maar daar besloot Carl niet aan mee te doen, ondanks de verbindende factor van het roken. Hij was in volledige eenzaamheid gekomen en was vastbesloten dat zo te houden. De deuren openden, hij zocht een plaats, sloot zijn gsm af en berustte. De hoofdpijn had plaats gemaakt voor een leeg en licht draaiende toestand. Door de boxen galmde alweer een moeilijke combinatie van freejazz en hersenverlammende psychedelica. Waarom. Concentratie Carl! Anderhalf uur later was zijn toestand nog onrustwekkender, want met The Killing of a Sacred Deer had Carl bovendien een mokerslag gekregen die niet snel uit zijn lijf zou verdwijnen. De personages praatten op een bizarre manier, absurde komedie werd opgevolgd door existentiële horror en de vele vervreemdende camerabewegingen en shots duwden je nog meer weg van de dagdagelijkse werkelijkheid. Een Grieks bovennatuurlijke tragedie quoi.
De wandeling richting station was een bizarre en stille rit waarbij de plot nog dikwijls kwam bovendrijven. Ondertussen was de opkomst in de stad nog drukker geworden. Thuis ontmoette hij vijf vrouwen. Dat is beter dan het allerhoogste niveau van solitaire zieligheid. Naargelang de dag vordert wordt de zenuwprikkel in mijn oog nadrukkelijker. Ongemakkelijke gedachten. Een man komt de galerie binnen, vraagt of de pixels op het LED-scherm zo horen te zijn bij de overgang van twee beelden. Ik denk het niet maar weet niet waaraan het ligt. De man draagt een analoge fotocamera over zijn schouder. Hij kijkt me aan met glazen ogen en schuifelt verder de ruimte in. Ik werk door, maar kan me moeilijk concentreren door de aanwezigheid van de bezoeker die alle tijd neemt om de werken te bekijken. Na enkele minuten stapt hij buiten, en steekt een sigaret op. Af en toe werpt hij een blik naar binnen toe. Mijn concentratie is nog steeds weg. De man komt terug binnen, en herhaalt zijn tegenwoordigheid. Een onheilzaam gevoel heb ik. Na een twintigtal minuten vertrekt hij weer zonder een woord uit te spreken. Ik kijk op het LED-scherm en merk de pixels nu ook op.
Ik stap naar het station. Op de hoek van de straat, net naast een pitabar ligt een hoop vers braaksel waarin een stadsduif gulzig pikt. Ik draai weg maar het beeld staat nog enkele minuten op mijn netvlies gebrand. Ik draai de hoek om en zet mijn weg door langs de Aarschotstraat. Ik negeer de stadsgeluiden, enkel het getik tegen de ramen van de prostituees is hoorbaar. Ik negeer opnieuw. Ik moet deze dag uit mijn lijf krijgen. En dat lukt ook, want ik kan mij nu volop storten op de alledaagse beslommeringen van mijn achterhonderdtweeënzestig Instagramvrienden. Keuze genoeg om je op te trekken aan welke bezigheid dan ook. Hou je van palmbomen en witte stranden? Er zit gegarandeerd eentje tussen die het etaleert. Koffie? Check. Collages? Check. Kindervreugde? Check. Maar bij één foto blijf ik stilstaan. Een beeld van een jonge vrouw wiens gezicht werd weggeveegd. Als bijschrift: ‘Your ideal woman’. Het is een macabere foto. Het profiel is van Jenny Blud, een Zweedse zo blijkt. Haar Instagramgalerie –want zo heet dat weleens- omvat merendeels selfies. Maar geen gewone selfies, dit zijn spiegels van een ziel. Een gekwetste ziel, of een goeie artieste. > Lees meer Het is maandag, 11 september tweeduizendzeventien. Ik baan me een weg door de wind die heftig tekeer gaat. De zon probeert gaten te branden in de wolken maar dat lukt slechts sporadisch en kort. Op dat zelfde moment raast Irma door het noorden van Florida en laat ze sporen van vernieling na, weinig reden om te klagen over de wind die in vergelijking met Irma slechts een zucht is. Dat doet me denken aan Christopher English Tynan, de jongeman uit Florida die ik begin februari van vorig jaar vroeg wat zijn verhaal was achter zijn beelden. Zijn repliek is droog: ‘Funny thing about Florida is that some of the best surfers come from here. Funny because the surf here is shit..... unless you have an impending Cat 4 Hurricane coming at you.’
Het doet me er ook aan denken dat deze reeks bijna op z’n einde loopt. De reeks die louter uit nieuwsgierigheid ontstaan is. De vraag is duidelijk: wat is het verhaal achter de beelden van een Instagramaccount. Daarachter zitten mensen. En mensen wonen ergens. En ergens, dat is over de ganse wereld. (Lees meer) And Then Came Fall klinkt als een loodzware warmte die overgaat in een kille zucht. De teksten van Annelies Tanghe snijden, kerven en krassen door je ziel maar in symbiose met de muzikale mantel die Sam Pieter Janssens rond de nummers legt puren ze uit in ware schoonheid. Niks meer, niks minder. Over het leven, de liefde. Een muzikaal statement, wars van trends en hypes. Een melancholische herfsttrip die doet verlangen naar meer. Maar niet in het minst is de hoop hier een anker dat zich langzaam vastnestelt in je hart. Tanghe en Janssens hebben met deze frisse start een sprankel houvast toevertrouwd aan hun oeuvre. Na Iza en ZeeSter snijden ze met And Then Came Fall een volwassen hoofdstuk aan.
And Then Came Fall is het muzikale kind van Annelies Tanghe (Iza, ZeeSter) en Sam Pieter Janssens (a.k.a. Klankman) dat zijn geboorte kende in Leuven (België). Het project startte en kiemde vorige zomer met het opnemen van 4 demonummers. Het gevoel zat goed en de nummers verdienden de beste omkadering. Daarom namen ze in 2017 het album op volgens aloude traditie: live, spontaan en met veel soul. Met Koen Gisen (An Pierlé, Bony King, Sarah Ferri,…), Steven Van Gelder op drums (Lady Linn, Tout va bien,…), en Jasper Hautekiet op bas (The Rhythm Junks, Admiral Freebee,…) legden ze de songs vast op tape in de legendarische studio La Patrie in Gent. Pieter Van Dessel (Marble Sounds) en An Pierlé verleenden al hun vocale medewerking. Dankzij de erg succesvolle crowdfunding wordt de plaat gefinaliseerd en losgelaten in februari 2018, wanneer de laatste sneeuwvlokken wegebben en de prille warmte van vinyl de ruimte vult. I fought against the demons in my head, against my longing to be dead my childhood I relived it all looking for answers and then came fall. Ik was onderweg met de trein van Aarschot naar Brussel. Net daarvoor had ik nog een familiebarbecue, en ik herinner me niet dat ik zenuwachtig was. Net daarvoor had het lokale Sint-Jozefscollege me geslaagd verklaard en was ik klaar om deel te nemen aan het ingangsexamen voor audiovisuele kunsten aan de grote kunsthogeschool, samen met mijn toenmalig vriendinnetje - want anders had ik die stap nooit gezet. Ik was altijd al gefascineerd door film en televisie, liefst de experimentelere vorm. Bij voorkeur zag ik beelden of scenes waar een hoek af was, en die nauwelijks waarheidsgetrouw bleken te zijn. Na wat cultuurvragen, het tekenen van een storyboard, en het schrijven van een tekst na het zien van ‘Un chien andalou’ van Buñuel en Dalí zat ik voor de vierkoppige jury en zweette ik me een ongeluk – het was zomer. En toch was ik ervan overtuigd dat ik Marc Didden overhaald had. Wie was ik toen? Zo zelfzeker en zelfredzaam. Ik moet er nu nog slechts een schim van zijn. Op de trappen wachtte ik op het verdict toegelaten/niet toegelaten. Het waren koude woorden, maar ik kon beginnen. Beginnen aan vier jaren kunstopleiding terwijl ik daarvoor amper met kunst bezig was geweest. Ook mijn toenmalig vriendinnetje was toegelaten, en de wereld zag roze, blauw en paars tegelijk. Tijdens deze rit leerde ik dat kunst een levensstijl is, en niet alleen een bezigheid. Je denkt anders, je voelt anders en je reageert anders dan voordien. Niet alleen de opleiding, maar ook de stap van Aarschot naar Brussel was gigant. De wereld die stopte aan café De Flater, ging nu open en verbreedde mijn zicht met honderdtachtig graden.
|
Archief
January 2021
Categories
All
|