Tijdens de rit naar Brussel zag Carl een parallelle trein voorbijrazen. Eenmaal uit het zicht zag hij een man staan in de verte die de snelheid aanschouwde. Waar zou je dan aan denken? Aan niets, denkt Carl. Het aanschouwen van een voorbijflitsende trein is als een moment zonder denkpatroon. Of misschien aan Brussel. De stad waar Carl zestien jaar woonde. De stad die hem gevormd heeft tot de persoon die hij nu is. Chaotisch maar met open geest. De stad die hem liet kuieren door de straten, die hem dwong koffie te gaan drinken op café, die hem illustere platenwinkels induwde, die hem mensen liet kennen die elk zo verschillend waren. Zo leerde hij jaren geleden in de metro zijn beste vriend S. kennen, maar ook zijn eerste vrouw. Brussel heeft hem veel gegeven, maar ook veel afgenomen. Zijn onschuld. De kosmopolitische grootstad voerde hem mentaal naar plaatsen die hem vreemd waren, maar die hij onomkeerbaar moest leren kennen. Het je m’en foutisme dat hem wel aansprak, maar dat hij ergens ook verloochende. De haat-liefde relatie met zijn inwoners en het verkeer. Carl ziet het als een film voor de ogen. Zonder pauze. Maar soms, en dat is nu net het vreemde, stagneert de beweging, en lijkt alles te vervagen. Brussel kan dat doen met een mens. Het teveel aan beelden, toestanden, acties, en visionaire impulsen kunnen ervoor zorgen dat een man die een voorbijflitsende trein aanschouwt, inderdaad, denkt aan niets. En zo dacht ook Carl erover. Vervolgens richtte hij zijn ogen weer op de krant, en wentelde hij zich in zinnen.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archief
January 2021
Categories
All
|