De KBC bank bedankt zijn klanten die er een woningkrediet afsloten met een avant-première van Flying Home. Carl en zijn eega werden een week voordien gecontacteerd voor een uitnodiging, en dus kreeg hij het gevoel dat ze net niet uit de boot waren gevallen. Nuja, waarom niet. Een nieuwe Deruddere, de man kan wel iets, dus Carl stuurde affirmatief een mail terug. Het was die dag, ondanks het prille begin van april, behoorlijk warm. Carls’ voeten waren gedurende de dag al geleidelijk aan het stikken in zijn Blue Havens en dus hoopte hij op een niet te drukke mensenmassa zodat hij eens ter plekke die rotverpakking rond zijn voeten kon losfrutselen. Carl en zijn eega kregen een vip-behandeling, mochten gratis popcorn en frisdrank nemen, en werden naar de bovenste zaal gestuurd waar op het scherm al bleek dat ze het zélf een fantastische onderneming vonden: KBC wenst u een prettige filmavond. De zaal vulde zich snel, maar Carl had sowieso besloten vroegtijdig zijn schoenen uit te trekken. De lucht die vrij kwam bleek mee te vallen, en ook eega had deze actie ondernomen. Carl hield nauwlettend zijn voorgangers in de gaten, maar uit niets bleek dat de geur te storend was. Samen uit, samen schoenen uit. Een geniale zet.
De film zelf had niet zoveel te bieden, helaas. Deruddere, die momenteel al een tijd in Amerika woont, heeft met nostalgische blik een Vlaanderen neergezet dat het realisme overstijgt. Een Amerikaan die in Vlaanderen een prijsduif komt zoeken in opdracht van een sjeik: het zou een mooi Jommeke-avontuur kunnen zijn. Komt daarbij de krachtige onderlijning tussen het kapitalisme en de liefde, waarbij de laatste met kilometers voorspelbaarheid wint. Let wel, er wordt goed geacteerd, en Carl genoot van een alweer prachtige Josse De Pauw, Viviane De Muynck, en Jan Decleir. De hoofdrollen waren echter voor Charlotte De Bruyne en de Noord-Ierse Jamie Dornan. Eega kon vooral laatstgenoemde pruimen. Carl had zijn voorkeur al eerder op Charlotte gezet. Als het verhaal niet veel inhoudt, dan kon je tenminste nog naar de vele close-ups kijken. Deruddere zelf zou na aanvang van de film nog een kleine uiteenzetting geven, maar een schabouwelijke pauze (foei Kinepolis) bleek achteraf een vondst geweest te zijn om de tijd wat te rekken, want de regisseur ‘was nog onderweg’. Carl besloot dat het welletjes was geweest, samen met eega en een hele rits andere mensen. Verdiende loon KBC, maar toch bedankte hij voor de tijd uit met de vrouw, de popcorn en het vele platte water dat de warmte in de zaal wat compenseerde.
0 Comments
Carl lag op zijn rug in het gras. Dat deed hij anders nooit, want hij was als de dood voor eventuele insecten die zich zouden afvragen wie die vreemde man was daar in het gras. Nieuwsgierig zouden ze hem gadeslaan en bekruipen, over zijn jas, kousen en broek, maar nog erger, onder zijn jas, op zijn blote vel en in zijn oor. Carl voelde zich geenszins veilig daar in het gras, maar hij lag er wel. Hij voelde de uitgesproken urgentie om buiten de muren te denken en te zijn. Ondanks die insecten. Zijn ogen knipperden slechts zelden, alleen als er een weggewaaid idee voorbij flitste, maar dat was zelden. Maar na een tijdje voelde hij de onrust en kon hij niet voorbij de benauwdheid van het leven: de stress, financiële weemoed, crisis, werkonzekerheid, vermoeidheid, tristesse. Alle termen die zijn onzekerheid versterkten en hem lieten wegglijden, dieper en dieper in de grond. Hij was alleen, dus had hij het recht, vond hij, om deze mistroostige gedachten te hebben. Ergens vond hij het nog fijn om zo te denken. Hij hoorde een haan kraaien, een duif koeren. Hij was moe. En tot dusver voelde hij geen insect zijn oor aftasten en binnendringen. Carl bedacht zich dat hij over alles wel een mening kon uiten: over de nakende verkiezingen, over de werkzekerheid, de discountcrashes van supermarkten, organisatiefusies en de gevolgen ervan, de media, ja, zelfs de banaliteit van televisieprogramma’s, maar hoe meer hij zijn mening wilde verkondigen, des te harder ging hij op de rem staan, en hield hij die mening vooral voor zichzelf. Niemand zou die ooit te weten komen. En als iemand ernaar zou vragen dan zou zijn mening van geen nut zijn. Carl was er zelfs van overtuigd dat geen enkele mening enig nut heeft. Hij kon alleen maar onderkennen dat er een nog nader te bepalen vertraging was geslopen in zijn leven.
Carl hield z’n ogen wijd open, kruiste zijn armen achter zijn hoofd en liet z’n linkerbeen op zijn rechter steunen. Hier geraakte hij werkelijk niet uit. Toch niet vandaag. Onvoldoende voorbereid. Dat is de samenvatting van een maandagochtend, en wel die van tien februari tweeduizendveertien. Carl voelde zich als een natte hond, snipverkouden en moe. De avond ervoor smeet hij zich nochtans. In de zetel. Om een avond plat vertier te hebben op de televisie. Tot meer was hij toch niet in staat. Maar zoals gewoonlijk kwamen daar een paar onvoorziene omstandigheden bij. Een telefoon, een pubermeisje dat te lang bleef plakken en de onvermijdelijke pauzeknop van de digitale televisie die enkele keren werd gepleegd. De televisieavond liep uit, en Carl besefte dat het meermaals pauzeren ook zijn organisatorisch autisme in de war stuurde. De boterhammen maken, de fles Nan uitwassen en voorbereiden, de vuilniszakken buiten zetten, en alweer een fles maken omdat kleine C. dringend moest gevoed worden. Carl besefte dat er actie nodig was, maar tegelijkertijd voelde hij zich bagger. Een neus die na drie uur weer dichtgeslibt was, zuurstoftekort en vermoeidheid. Allen aanwezig. Na het badkamerritueel vlijde hij zich in bed, om tien seconden later in comateuze slaaptoestand te belanden. Vijf uur en een half later ging onverwacht het concerto van start. De kleine jongen naast zijn bed besloot honger te krijgen. Naar goede gewoonte haalde zijn eega hem uit bed en slenterde Carl naar beneden om de reeds voorbereide fles met water te vullen met het poeder. Maar deze keer was hij het voorbereiden vergeten, en dus moest het water nog in de fles worden gedaan. Het poeder was spoorloos. In totale onwetendheid en lichte paniek liep hij weer naar boven waar zijn eega haar arm al uitstrekte in de veronderstelling de fles aan te nemen en in zijn mond te stoppen. Maar dit keer had hij een andere boodschap: waar is het melkpoeder? Met het nodige gebrom en gevloek stonden ze weer beneden op zoek naar het eten. Eega vond het goedje gelukkig na enkele minuten maar botste ongelukkig tegen de keukenkast die nog openstond. Het gevloek bereikte een hoogtepunt. De huilende baby, het zere hoofd van eega, het vermoeide snothoofd van Carl en de vreselijke ochtendkreet van de driejarige L. die eveneens besloten had dat de dag kon beginnen maakte de chaos tot een geheel. De horror op de wekkerradio die aantoonde dat Carl een half uur later moest opstaan maakte hem niet gelukkiger. Maar de rust keerde weer.
En stiekem grinnikte hij een nanoseconde bij de gedachte dat eega haar hoofd stootte tegen de keukenkast. In stilte. |
Archief
January 2021
Categories
All
|